Bijeenkomst ‘Ruimte voor gezondheid in het landelijk gebied’
Op 1 december 2023 was in Amersfoort de bijeenkomst over gezonde leefomgeving in het landelijk gebied. Daar kwamen ruim 50 mensen samen van gemeenten, provincies, GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst)-en, omgevingsdiensten en adviesbureaus. Zij discussieerden met elkaar over verschillende onderwerpen. Het belang van het netwerk Maak Ruimte voor Gezondheid werd opnieuw duidelijk: in gesprek met elkaar kom je op ideeën en zie je kansen om gezondheid een plek te geven. In deze bijeenkomst ging het specifiek om ontwikkelingen en opgaven in het landelijk gebied.
Het Nationaal Programma Landelijk Gebied biedt kansen voor gezondheid
Walter Fraanje van het ministerie Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vertelt over het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPGL). Daarin worden (inter)nationale verplichtingen op het terrein van klimaat, water en natuur in samenhang benaderd. Hij benadrukt dat de provincies in de lead zijn om in de provinciale programma’s landelijk gebied (PPGL) keuzes te maken en ambities te stellen. Walter ziet hierbij kansen om gezondheid mee te nemen in thema’s als ontwikkeling van nieuwe natuur, recreatie, sport, bewegen, zorgboerderijen en een gezond en duurzaam voedselsysteem. Marieke Theeuwen van de provincie Utrecht vraagt zich af of provincies dit daadwerkelijk gaan doen, het thema gezondheid is in het NPGL nog te veel verstopt. Ze ziet gezonde leefomgeving nog niet terug in de huidige ontwerp-PPGL’s. En Marieke vindt dat het Ministerie van LNV hierin duidelijke ambities zou mogen eisen van provincies.
Bewijzen onschadelijkheid gewasbeschermingsmiddelen onmogelijk
Harrie van Dijk van de Gezondheidsraad vertelt over de toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen, en over onderzoek naar gezondheidseffecten die daarvoor worden gebruikt. Hij legt uit wat de tekortkomingen zijn van dergelijk onderzoek. ‘Geen bewijs voor schadelijkheid is niet een bewijs voor onschadelijkheid’, zegt Harry, ‘de onzekerheden bij dit type onderzoek zijn op zich niet het probleem, maar wel het verzwijgen ervan.’ Hij pleit ervoor om onzekerheden en zorgen over gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen te erkennen, elke blootstelling als ongewenst te beschouwen en te streven naar minder afhankelijkheid van chemische middelen. De overheid kan daarbij duidelijker optreden via controle en (bio)monitoring.
Walter Fraanje
Walter Fraanje (ministerie Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit)
Harrie en Fred
Fred Woudenberg (GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) Amsterdam, helemaal links) en Harrie van Dijk (Gezondheidsraad, rechts van Fred)
Strenger geurbeleid nodig voor de agrarische sector
Cor Coenrady, gerechtelijk deskundige omgevingsrecht, legt uit dat door politieke keuzes de nationale geurnormering voor de agrarische sector veel hoger is dan die voor industrie. Terwijl agrarische bedrijven officieel onder de strengere Europese Richtlijn Industriële Emissies (RIE) vallen. Dit is niet zo bekend, en de RIE is dan ook niet verwerkt in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving dat vanaf 1 januari 2024 van kracht is. Gemeenten staan aan de lat voor het bepalen van aanvaardbare geurniveaus. Cor ziet oplossingen in strenger geurbeleid en toepassen van Best Beschikbare Technieken (BBT). Hierop volgt een discussie over de vraag of omgevingsdiensten BBT’s wel of niet al voldoende afdwingen. Een dilemma hierbij is dat luchtwassers – één van de BBT’s - erg prijzig zijn, waardoor schaalvergroting van bedrijven nodig is om ze te kunnen bekostigen. Terwijl aan de andere kant juist kleinere boerenbedrijven gewenst zijn om de belasting voor het milieu te verminderen. Renske Nijdam van de GGD (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst) Brabant benoemt dat een verandering in ons voedselpatroon, van minder dierlijk naar meer plantaardig voedsel, veel kan opleveren, zowel voor de gezondheid als voor klimaat en leefomgeving (zie ook de Samenvatting Gezonde eiwittransitie door de Gezondheidsraad). Een overgang naar een kleinschalig en meer duurzaam voedselsysteem is nodig.
Renske Nijdam (GGD) en Cor Coenrady
Infectieziekten centrale rol bij ontwikkelingen landelijk gebied
Inge Wouters van het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS), Universiteit Utrecht, vertelt dat bij een uitbraak van dierziekten deze zich verspreiden van bedrijf tot bedrijf, ondanks maatregelen zoals bijvoorbeeld vervoersrestricties. De kans op overdracht tussen bedrijven neemt vooral af bij grotere afstanden tussen bedrijven. Daarom pleit Inge ervoor geen extra veehouderijen te vestigen in gebieden waar al veel bedrijven zijn. Ook het raadt ze aan om veehouderijen te voorkomen waar zowel varkens als pluimvee worden gehouden. Dit laatste omdat varkens genetisch gezien op mensen lijken. Daardoor is op een dergelijk bedrijf het risico op overdracht naar mensen groter. In het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) worden twee normen genoemd voor afstand tussen een agrarisch bedrijf en woningen of andere gevoelige functies (bijvoorbeeld scholen):
- houd 250 meter afstand tot veehouderijen (vanwege fijn stof, endotoxinen), en
- houd 500 – 2000 meter afstand tot geitenhouderijen (vanwege risico op longontsteking).
‘Het is belangrijk dat infectieziekten zijn opgenomen in het NPLG, maar het is jammer dat dit pas in bijlage 7 gebeurt’, zegt Inge, ‘ik vraag me af of gezondheidsrisico’s door zoönosen niet een meer centrale plek verdienen.’ Dit beamen de aanwezige GGD-ers. Zij willen nog een stap verder gaan en pleiten voor vermindering van het aantal veehouderijen.
Ontwikkelingen in het landelijk gebied kunnen sociale cohesie versterken
Sanne Vermeulen, adviseert als zelfstandig community engagement expert (Social Side Up) bij omgevingsvisies en Milieu Effect Rapportages. Het valt haar op dat in Nederland, in tegenstelling tot het buitenland, bij ruimtelijke plannen sociale ambities niet standaard worden meegenomen. Ze pleit ervoor dit wel te doen, liefst in een vroeg stadium. Bij de transitie van het landelijk gebied ziet zij juist mogelijkheden om de sociale samenhang te vergroten. ‘Maak het concreet, zodat eraan getoetst kan worden. En zorg voor monitoring en evaluatie bijvoorbeeld met een tevredenheidsmeting voor en na een traject’, adviseert Sanne, ‘En ga actief de dialoog aan met bewoners, in plaats van zo’n standaard informatie-bijeenkomst. Durf verder te gaan dan informeren, met co-creatie wordt een plan echt beter.’
Uit de zaal komt een reactie van onderzoekers van de Wageningen Universiteit, zij onderzoeken het effect van de locatie op het participatieproces: is er bijvoorbeeld verschil in mate van betrokkenheid wanneer je bewoners aan de keukentafel spreekt of juist op een minder persoonlijke plek? De resultaten worden begin 2024 verwacht.
Inge Wouters
Inge Wouters (Institute for Risk Assessment Sciences)
Sanne Vermeulen
Sanne Vermeulen (Social Side Up)
Cruciale rol voor provinciale programma’s landelijk gebied
Voor alle besproken onderwerpen geldt dat provincies en gemeenten gebaat zouden zijn bij duidelijke handvatten hoe zij structurele keuzes kunnen maken richting een gezonde leefomgeving. Uit de discussies blijkt dat de invulling van de PPLG’s hierbij cruciaal is. Geef daarom input over het explicieter opnemen van gezondheid izodra het NPLG ter inzage ligt, waarschijnlijk in december 2023-januari 2024. Dat zal zeker de kansen vergroten op gezonde provinciale en gemeentelijke plannen.
Doe ook mee!
Wil je graag op de hoogte blijven van onze activiteiten? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief: rivm.nl/abonneren/nieuwsbrief-gezonde-leefomgeving